In het eerste jaar bestaan je weken uit de volgende verdeling:

Het eerste jaar is verdeeld in drie projecten die allemaal in het teken staan van spelen, theater maken en lesgeven.

• Je gaat spelend leren: veel zelf spelen en een zelfportret maken.

• Je gaat één les maken. Deze les geef je in het voortgezet onderwijs.

• Je doet mee aan het Makerslab. Dit betekent dat je een kleine voorstelling gaat maken.

Tijdens de projecten werk en onderzoek je veel samen met je klasgenoten. Je maakt kennis met jezelf als speler, docent en theatermaker. 

Lessen
Je krijgt les in improvisatie, beweging, stem, koor en dramaturgie.

Tijdens het tweede jaar staat spelen, theater maken en lesgeven (educatie) weer centraal. Je gaat je meer verdiepen.

• Praktijkervaring doe je tijdens dit jaar op door met een klasgenoot stage te lopen op het voortgezet onderwijs.

• Met een klein groepje ga je een voorstelling maken.

• In de laatste periode van dit jaar speel je in voorstellingen waarbij je samenwerkt met verschillende theatergezelschappen.

Vakken
Vakken die je krijgt in dit blok: speldidactiek, onderwijskunde, leer- en adolescentiepsychologie, spel, stem, beweging, intervisie en dramaturgie.

In jaar 3 ga je meer je eigen visie vormen op het vak van theater maken en lesgeven. Dit is hoe je dit doet:

Tijdens de gehele opleiding doe je veel praktijkopdrachten. Daarnaast loop je stage. Wat je precies gaat doen is per werkplek verschillend. Tijdens de stages oefen je bijvoorbeeld het lesgeven, begeleid je spelers, speel je in een productie of regisseer je. Je hebt de controle over je eigen leerproces. Stagelopen in het buitenland is ook een mogelijkheid!

Het afstudeertraject bestaat uit een stage, bijvoorbeeld op een centrum voor de kunsten, bij een professioneel theatergezelschap, op een middelbare school of bij een amateurtoneelgroep.

Daarnaast doe je een praktijkgericht onderzoek waarin je jouw visie op theatereducatie verder ontwikkelt.