Verkennen

Verkenning bij differentieel gedrag

Bij differentieel gedrag gaat het om verschillen in de manier waarop de leraar omgaat met leerlingen van wie zij lage verwachtingen heeft en de manier waarop de leraar omgaat met leerlingen van wie zij hoge verwachtingen heeft. Het gaat hierbij om de verwachting van de leraar dat hij of zij de leerling een stap verder kan brengen in zijn of haar ontwikkeling. Leraren zijn daarbij vaak in de veronderstelling dat ze lage verwachtingen en/of vooroordelen niet laten merken aan hun leerlingen; dat zij deze voor leerlingen verborgen kunnen houden. Dit is echter heel moeilijk. Zelfs als een leraar zeer gemotiveerd is om onbevooroordeeld te reageren, is er in de onderwijspraktijk vaak weinig of geen gelegenheid om automatische evaluaties en gedrag te controleren. Hierdoor worden de lage verwachtingen, meestal onbewust en onbedoeld, gecommuniceerd naar leerlingen. Er zijn verschillende manieren waarop dit gebeurt, zowel via verbaal en non-verbaal gedrag. Bijvoorbeeld door (Rubie-Davies, 2014):

  • minder lang wachten op een antwoord;
  • na een fout antwoord eerder het antwoord zelf geven of de beurt doorgeven;
  • complimenten geven die niet terecht of niet inhoudelijk zijn;
  • minder constructieve feedback geven;
  • meer kritiek geven;
  • lagere eisen stellen wat betreft de kwaliteit van het werk;
  • minder vaak de beurt geven;
  • minder oogcontact maken.

Bij lage verwachtingen bieden leraren vaak meer herhalingswerk en geven meer sturende feedback op de taak. Bij hoge verwachtingen is zijn er meer uitdagende taken en wordt er meer begeleidende feedback gericht op zelfsturing gegeven. Al deze vormen van communicatie van verwachtingen leiden bij leerlingen van wie leraren lage verwachtingen hebben tot minder kansen of minder rijke kansen om te leren.

Bij onderstaande link ‘verdiepen: literatuur’ vind je leesmateriaal over bovenstaande thema’s. Bij de link ‘verdiepen: activiteiten’ kan verder worden ingegaan op vragen zoals:

  • Hebben wij stereotiepe beelden?
  • Waarop baseren wij onze beelden van leerlingen?
  • Wat verstaan wij onder kansengelijkheid en hoe werken we hieraan?