Sprint naar content
 

Mevrouw Bliek was de eerste alumnus van Applied Science

Sfeerafbeelding Fontys

“Je kunt het je nu niet meer voorstellen”


Nee, Applied Science bestond nog niet en ook Fontys was nog lang niet in beeld, maar de inmiddels 84-jarige mevrouw Bliek (jazeker, de moeder van “onze” Chris!) was wel de eerste alumnus van de laborantenopleiding in Eindhoven, de voorganger van de opleiding die we nu kennen als AS.

Het was een feest om met mevrouw Bliek te praten over haar opleiding en over de dingen die zij heeft meegemaakt. Tegelijkertijd geeft haar verhaal een heel mooi tijdsbeeld en een beeld van de enorme veranderingen die er in het vakgebied hebben plaatsgevonden.

Het is tijd om mevrouw Bliek aan het woord te laten:

“Nu zou het niet meer kunnen, maar als er in mijn tijd geen analyses in de broedstoof werden gedaan, dan legden we er eieren in zodat er in het voorjaar gezellig kuikens op het lab rondliepen. Daar moet je nu natuurlijk niet aan denken.

Ik heb mulo A en B gedaan, zo heette dat vroeger. Tijdens de opleiding zag ik een filmpje over het werk van analisten en ik dacht meteen: dat wil ik ook. Ik heb scheikunde en natuurkunde bijgespijkerd en ik ben ervoor gegaan.

Werk en studie gingen samen. We volgde de opleiding in een ziekenhuis in Eindhoven en soms op het Augustinianum, maar dan moesten we er wel zeker van zijn dat er geen jongens op die school waren op het moment dat wij les kregen. Jongens en meisjes werden strikt gescheiden. We kregen ook les op de MTS (voorganger van het mbo, red.), maar ook daar mochten geen jongens bij zijn. Dat belette de jongens niet om uitnodigingen voor feesten op de achterkant van het bord te schrijven, zodat wij die dan konden zien als wij daar les kregen.

Na de opleiding wilde ik naar Amsterdam, maar dat mocht niet van mijn ouders. Amsterdam was een gevaarlijke stad, dus dat ging niet door. Ik ben toen in Eindhoven blijven werken. Mijn eerste salaris was 45,-, geen euro’s, maar guldens.

In het lab was geen sprake van diensten draaien, je deed gewoon wat er gedaan moest worden. Je deed echt alle werkzaamheden handmatig: schaaltjes schoonmaken, pipetteren, analyses uitvoeren. Er waren geen apparaten om je te helpen. Je zorgde er dus wel voor dat ’s avonds voordat je naar huis ging alles schoon en droog was, zodat je er de volgende dag weer mee kon werken. Ik heb leren prikken met een reageerbuisje dat ik natuurlijk ook zelf weer schoon moest maken. Zonder apparaten moest je inventief zijn, dus de eerste vlamfotometer was een brander op een bloempotje met een gat in dat potje. Daarmee deden we kaliumnatriumbepalingen. Er was nauwelijks sprake van aansturing en organisatie op het lab. We deden alles zelf, ook de bestellingen. Je moest er zelf voor zorgen dat je de spullen in huis had die je nodig had voor je werk.

Ik heb veel verbrande vingers gehad. Je moest dingen koken om bepalingen te doen. En als je dan niet snel genoeg een knijper kon vinden om je buisje vast te houden, dan deed je dat gewoon met je handen. Ik heb wel vuurvaste vingers gekregen.

Ook bepalingen met de microscoop deed je zelf. Dat was heel verantwoordelijk werk. Je maakte dan een lijst met ziektebeelden, maar dit werk deed ik altijd samen met een collega. Stel je voor dat je het bij het verkeerde einde had! Toen de apparaten kwamen, viel die verantwoordelijkheid weg.

Het was primitief als je er met de ogen van nu naar kijkt, en soms ook gevaarlijk, ook al stond je daar niet bij stil. Veel analisten liepen in mijn tijd Hepatitis B op. Dat risico liep je nu eenmaal. Als we bloedbepalingen in urine moesten doen, dan deden we daar een kankerverwekkende stof bij zonder beschermende middelen te gebruiken. Ja. Zo ging dat toen.

Er is nog een leuke anekdote: er waren twee militairen die bij ons op het lab stage kwamen lopen. Zij vonden dat wij te veel praatten en dus pakten ze een krukje en gingen in de zuurkast zitten om glaasjes schoon te maken. Om geen last van ons te hebben deden ze ook de deur dicht.

We hadden ook voor een bepaalde test stoffen nodig die van een schaap kwamen, maar ja, hoe kwam je daaraan? Nou, heel eenvoudig, we kochten zelf een schaap en liet het beest grazen in de tuin van het lab. Zo had je de stof die je nodig had bij de hand.

Na verloop van tijd deden de apparaten hun intrede. Die werden in het ziekenhuis gekocht door de klinisch chemicus. Ik ging met hem mee om de apparaten op te halen, zo leerde ik meteen hoe ze werkten. Elektroforese, apparaten voor bepalingen en computers, ze kwamen langzaam maar zeker het lab binnen. Als je in de begintijd met computers werkte, moest je ’s ochtends een uur eerder beginnen om dat ding op te starten. Toen de gaschromatograaf kwam, waren we heel blij. Daar kon je echt heel veel mee.

In het Catharinaziekenhuis ben ik uiteindelijk hoofd van het spoedlab geworden, dat was in die tijd iets heel nieuws. Ik gaf daar leiding aan 13 mensen. Het was keihard werken. Gelukkig onthoud je vooral de leuke dingen en die vertel ik nu, maar er waren natuurlijk ook nare dingen die je gelukkig sneller vergeet.

Ik ben eigenlijk nooit gestopt met werken, ook niet toen we kinderen kregen. Heel modern, dus. Onze kinderen gingen naar het kinderdagverblijf (het allereerste in Nederland!). Ik heb altijd de bepalingen gedaan in de huisartsenpraktijk, later ook in een kinderartsenpraktijk. Zo waren er kinderen met leukemie, die in Duitsland werden geprikt op trombocyten. Ik telde de trombocyten en dan nam ik contact op met de collega’s in Duitsland voor verdere behandeling.

Of ik de opleiding nu weer zou volgen? Jazeker. Ik heb het werken met patiënten altijd erg fijn gevonden. Dat gebeurde vroeger veel meer dan nu. Omdat het werk heel divers was en je op veel plekken in het ziekenhuis kwam, kreeg je veel meer mee van alles wat er gebeurde dan nu. Je werd ook bij veel zaken betrokken en je had veel contacten met afdelingshoofden en collega’s op de afdelingen. De ziekenhuizen waren kleiner. Jammer is wel dat je nu veel minder zelf hoeft te doen, de apparaten doen het meeste werk. Waar we vroeger ook alles zelf uit moesten rekenen, stop je nu een velletje met data in een computer en je krijgt de berekening er vanzelf uit. Nu kost alles veel minder tijd dan vroeger, maar ik mis wel de uitdaging van het zelf zoeken naar oplossingen en het zelf rekenen. Nu moet je veel meer weten van de techniek om de apparaten goed te kunnen bedienen.

Uiteindelijk heeft een van onze kinderen (nee, niet Chris) ook voor de opleiding gekozen. Ik heb het dus wel een beetje doorgegeven, gelukkig.”

Toch heeft Chris iets van haar moeders enthousiasme voor haar werk meegekregen. Zij werkt natuurlijk al jaren aan deze opleiding waar haar moeder de eerste alumnus van was. Hoe mooi is dat!

Terug naar het overzicht