Docentonderzoeker
E. (Ellen) Janssen
Als onderzoeker en docent houdt Ellen Jansen
zich bezig met software die emoties kan detecteren aan de hand van gelaats- en stemanalyse. Het kan een aanvulling zijn voor psychologen, vooral bij online gesprekken. Maar er is soms een verschil tussen wat mogelijk is en wat gewenst. ‘Ik vind het vooral heel leuk dat mij werk precies op het snijvlak van praktijk, onderwijs en onderzoek is.’
‘Na mijn studie psychologie aan de Radboud universiteit in Nijmegen kwam ik bij een adviesbureau terecht waar ik een aantal jaren werkte als organisatiepsycholoog. We hadden veel contact met universiteiten en hogescholen en de stagiairs daarvan mocht ik begeleiden. Soms gaf ik gastcolleges. Dat vond ik erg leuk en het wekte mijn interesse in het onderwijs. Ik stapte in 2019 over naar Fontys en een jaar later zag ik een vacature voor het lectoraat Mens en Technologie.
Het Emoticall project waar ik aan werk gaat over hoe binnen de GGZ technologie gebruikt kan worden. Behandelingen zijn, zeker tijdens maar ook na corona, steeds meer online en de angst is dat psychologen de non-verbale communicatie minder goed oppakken door dat beeldscherm. Er is behoefte aan extra informatie. Stem- en gelaatstechnologie kan ondersteunend zijn bij die behandelingen. De technologie kan bijvoorbeeld de mate van arousal (spanning) en positieve of negatieve valentie van een cliënt detecteren. Op basis van die informatie kan iets worden gezegd over de emotie van een cliënt. Deze software is natuurlijk aanvullend op de informatie die een behandelaar ziet tijdens van het gesprek.
Interessant daarbij is de ethische kwestie: gaat de cliënt akkoord met het gebruik van deze software? Maar ook de vraag of de behandelaar het als een bedreiging ziet of juist als een hulpmiddel. De reacties zijn nu nog wisselend, afhankelijk van hoe de behandelaar tegenover het gebruik van techniek staat. We zijn ook bezig de weerstand die er soms is in kaart te brengen en de huiverigheid van behandelaren te verminderen.
Het leukste aan dit werk vind ik de link met de praktijk. Op de universiteit ben je veel bezig met het vergaren van kennis. Ook interessant, maar het staat soms wat verder van de praktijk. Dit is juist heel concreet. Dat praktische is denk ik ook mijn drijfveer, dat de praktijk iets kan met het onderzoek dat wij doen. Ik hoop dat we verder kunnen gaan met dit project en het kunnen doorontwikkelen op basis van ervaringen van behandelaars. Wij kunnen van alles meten en zien, maar welke gegevens zijn handig voor hen? En hoe willen ze die informatie aangeleverd krijgen?’