Leefstijlondersteuning met robotica 3
Ellen Steenhamer, Vitalis WoonZorg Groep, Wissehaege, afdeling Somatiek, 2020
Onderzoeksvraag
Op welke wijze kan zorgtechnologie door verplegend en verzorgend personeel worden ingezet in de omgang met probleemgedrag op de afdeling Somatiek 2 van Wissehaege?
Narratief
Zomer afdeling is onderdeel van verpleegtehuis Winterberg. Met 30 bewoners verdeeld over twee klantenteams, dit narratief vond plaats bij bewoners van klantenteam 2.
Mevrouw A heeft de diagnose ICVA en Neuroborreliose (Lyme). Hierdoor is mevrouw halfzijdig verlamd, heeft ze moeite met spreken en wisselingen qua stemming. Mevrouw is rolstoelafhankelijk en kan zichzelf niet verplaatsen. Cognitieve problemen en afhankelijkheid, leiden tot probleemgedrag: roepgedrag, doorslaan in emoties en overmatig belgedrag vanwege minder tijdsbesef. Het is daarom van belang dat je (tijds)afspraken maakt en structuur biedt.
Mevrouw B bevindt zich in de verdwaalde-ik fase van dementie. Dit uit zich in desoriëntatie in tijd, plaats en persoon, waardoor probleemgedrag ontstaat: claimend, dwaal- en roepgedrag. Nabijheid en rust uitstralen is daarom belangrijk.
Bij mevrouw A is ervoor gekozen om Tessa in te zetten, een ‘pratende bloempot’, welke structuur en autonomie kan bieden.
Bij mevrouw B is een zorghondje ingezet, aangezien ze vroeger een hondje had. Deze reageert op aaien, beweging, voelt als een echte puppy en is ideaal voor mensen met dementie, aangezien hij geborgenheid biedt.
De ingezette zorgtechnologie legt de focus op analyseren, omgaan met en aanpakken van de gevolgen van probleemgedrag. Hierdoor kunnen deze bewoners langer veilig ‘thuis’ wonen, waarbij persoonsgerichte en evidence based zorg voorop staan.
Zorgtechnologie is door zorgverleners met meerdere doeleinden ingezet, zoals het bevorderen van interactie en het bieden van nabijheid.
De zorghond zorgt voor verbale en non-verbale interactie. Mevrouw B praat uit zichzelf met en over de zorghond en geeft hem liefde.
Mevrouw A praat uit zichzelf enthousiast over Tessa met zorgpersoneel en medebewoners. Verder biedt Tessa nabijheid, met name vóór de ochtendzorg. Het is lastig om interactie tussen mevrouw en Tessa te observeren, aangezien Tessa vaak spreekt als zorgmedewerkers er niet zijn.
De zorghond herinnert mevrouw B aan haar zorghondje van vroeger. Het ene moment beseft mevrouw B dat dit een ander hondje is en het andere moment ziet ze de zorghond als haar hondje van vroeger.
Beide vormen van zorgtechnologie zijn regelmatig ingezet voor het verminderen of het afleiden van probleemgedrag.
Afleiding door de zorghond bij mevrouw B heeft een positieve invloed op haar probleemgedrag.
Enkelen hebben de zorghond ingezet om uit te testen wat het effect hiervan zou zijn. Ook dan geeft de zorghond een geborgen gevoel.
Tessa heeft een positieve werking op mevrouw A haar stemming op de momenten dat Tessa spreekt. Wel geven de meeste zorgmedewerkers aan dat Tessa meestal niet het gewenste effect heeft op haar probleemgedrag. Tessa kan niet de gewenste structuur en oplossingen bieden. Welzijnsmedewerkers geven het tegenovergestelde aan en zeggen dat mevrouw sinds de inzet van Tessa minder is gaan roepen. Er zijn dus tegenstrijdigheden.
Tessa heeft een wisselende invloed op de zelfredzaamheid en structuur van mevrouw A. Een aantal geven aan dat mevrouw zichzelf sinds de inzet van Tessa beter zelfstandig vermaakt en dat ze belt om opgehaald te worden, wanneer Tessa heeft gezegd dat het tijd is om te eten (autonomie). Mevrouw kan zichzelf niet verplaatsen, dus enkelen hebben de vraag in hoeverre Tessa zelfredzaamheid kan vergroten. Ook hier zijn de meningen over verdeeld.
Bij beide bewoners is data verzameld over het effect van zorgtechnologie.
De zorghond heeft een positief effect op mevrouw B haar probleemgedrag. Mevrouw begint gehecht te raken aan de zorghond. Mogelijk speelt achteruitgang in cognitie een rol in mevrouw haar (vermindering van) probleemgedrag.
Mevrouw vraagt uit zichzelf naar de zorghond en wordt onrustig als ze deze mist.
Wanneer mevrouw A praat over Tessa is ze verbaal en non-verbaal altijd enthousiast. Echter blijkt dat zorgmedewerkers er vaak niet zijn wanneer Tessa spreekt. Ook wordt aangegeven dat het Coronavirus mogelijk invloed heeft op haar probleemgedrag. Het effect van de zorgtechnologie bij mevrouw A is wisselend en meningen zijn hierover verdeeld.
Het effect van de zorgtechnologie is in beide gevallen afhankelijk van het moment en dagdeel.
Een aantal respondenten geeft aan dat te lang inzetten van de zorghond een averechts effect heeft en dat mevrouw dan niet meer afgeleid kan worden van probleemgedrag als het nodig is.
Het inzetten tijdens zorgmomenten en bij vermoeidheid heeft geen meerwaarde of een negatief effect. Vóór de ochtendzorg en in de middag- en avonduren, heeft het wel een positief effect. De zorghond biedt op deze momenten voldoende afleiding en nabijheid.
Enkelen geven aan dat mevrouw A, sinds de inzet van Tessa, op haar kamer rustiger is dan voorheen. In het onderzoeklogboek is te zien dat tijdens de avonddiensten meestal wordt gerapporteerd dat er geen interactie met of over Tessa is waargenomen, terwijl dit in de ochtend wel vaker is.
Uit de data komt naar voren dat zorgverleners en bewoners wensen hebben.
De zorghond mag het menselijke contact niet vervangen, maar moet een toevoeging zijn.
Het is belangrijk dat de zorghond op het juiste moment wordt ingezet.
Mevrouw A heeft de wens dat afspraken met zorgdisciplines in Tessa worden geprogrammeerd. Enkelen geven aan dat Tessa op deze manier mogelijk wel kan bijdragen aan meer structuur. Verder zou mevrouw het fijn vinden als Tessa op meerdere momenten iets zou zeggen en Tessa verstaat mevrouw niet altijd, waardoor de interactie stopt. Tessa kan het probleemgedrag niet volledig wegnemen, aangezien Tessa met veel dingen niet kan helpen. Een omgangbeleid zal meer effect hebben.