Ontwikkelingen in het hoger onderwijs

Ontwikkelingen in het hoger onderwijs, hogescholen en universiteiten

Het hoger onderwijs in Nederland is ingericht volgens een binair stelsel: het praktijkgerichte hbo staat tegenover de wetenschapsgerichte universiteit. Zo'n stelsel komt maar in een paar landen voor. Met de komst van de lectoraten in 2001 en de uitbreiding van bekostiging van hbo-masters in 2016 positioneert het hbo zich steeds nadrukkelijker als de 'gelijkwaardige maar verschillende' evenknie van de universiteiten. De recente pilot met de professional doctorate in het hbo doet hier nog een schepje bovenop. De universiteiten bekijken de ambities van het hbo deels met instemming en deels met argusogen. De relatie tussen hbo en universiteiten lijkt een haat-liefde verhouding, ze hebben elkaar nodig en tegelijkertijd legitimeren ze het eigen bestaan door zich af te zetten tegen de ander. De vraag waar dit binaire stelsel zich in de toekomst naartoe beweegt, is interessant voor de strategie van Fontys ICT.

Het was een schokkende grafiek die Joep Houterman, voorzitter CvB Fontys hogeschool, tijdens de opening van het studiejaar 2023-2024 liet zien: een vergelijking van de bekostiging vanuit de overheid per student, tussen alle onderwijsniveaus. Daaruit bleek het hbo-onderwijs er in verhouding tot middelbare scholen, mbo en universiteiten bekaaid vanaf te komen. Naast Houterman was ook Ron Bormans, voorzitter CvB van hogeschool Rotterdam, aanwezig om het rapport 'Focus op professie" toe te lichten. Dat rapport schetst het toekomstbeeld van het hoger onderwijs. Wanneer de huidige instroom-trends doorzetten, dan koersen we af op een situatie dat het hbo krimpt met de omvang van twee multisectorale hogescholen en er de facto twee universiteiten moeten worden bijgebouwd. Een andere ontwikkeling is die van de 'professional drift' van de universiteiten. Zij worden door de samenleving steeds meer aangespoord om hun verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van de aansluiting op werkveld en samenleving. Het geeft overigens te denken dat universiteiten aangesproken worden op vragen waarop de hogescholen juist graag aangesproken zouden willen worden, vindt de commissie Bormans. Welke mechanismes gaan daarachter schuil? Dat is zowel een kritische vraag richting samenleving, als een zelfkritische vraag richting het hbo zelf.

De toekomst van het hbo ziet er met dalende instroom, lagere bekostiging en de wending van universiteiten naar toegepast onderzoek en -onderwijs niet rooskleurig uit. Toch ziet de commissie Bormans, evenals Houterman, veel kansen voor het hbo, door juist de unieke kracht te benadrukken. Dé kernkwaliteit van het hbo is beroepskwalificatie. Voor de associate degree wordt een tweeledige rol gezien, zowel in het initieel onderwijs als in het leven lang ontwikkelen. De Ad zal nog meer dan nu een scherp civiel effect moeten krijgen én studenten perspectief moeten bieden op doorstroom naar de bachelor. Voor de bachelor ziet de commissie veel kansen in duaal onderwijs en leven lang ontwikkelen. Studenten moet maatwerk worden geboden, waarin ze goed begeleid worden. De commissie pleit verder voor een groter en diverser assortiment aan masteropleidingen in het hbo.

In een toekomstig hbo is een stevige onderzoekscomponent nodig. Waarbij de vormgeving van die onderzoekscomponent binnen Ad- en bachelor- en masterprogramma's overigens ingegeven zal moeten zijn vanuit de behoeften van de beroepspraktijk. Anders gezegd: de rol van het praktijkgericht onderzoek is het aanbrengen van kennis, vaardigheden en gedragingen die studenten in staat stellen om onderzoekend, flexibel, adaptief en ontwerpgericht te handelen, aldus commissie Bormans.

Waar commissie Bormans voor de VH onderzoek deed naar de toekomst van het hoger onderwijs, deed de commissie Sterken dat voor de UNL. De VH was blij met het rapport Sterken, omdat het stelt dat zo'n vijftien procent van de studenten in de universiteiten eigenlijk veel beter tot zijn recht komt op een hogeschool. De VH pakt dit op als een bemoediging om het praktijkgericht onderzoek en de hbo-masters verder te ontwikkelen. "Universiteiten hebben hun hand uitgestoken", aldus Houterman. "Laat ons daarom het praktijkgericht onderzoek verder ontwikkelen en uitbreiden. Dat is goed voor de ontwikkeling van het onderwijs en maakt het hbo ook aantrekkelijker voor toekomstige masterstudenten."

Bij 'gelijkwaardig maar verschillend' horen dan uiteraard ook geldstromen die gelijk zijn aan de universiteiten. Oftewel, het zou wel eens kunnen zijn dat het hbo in de toekomst substantieel meer geld krijgt, voor onderzoek met name. "En zijn jullie daar dan goed op voorbereid?" vroegen Arian van Steenbruggen (Cvb Fontys hogeschool) en Johan Struik (bestuursadviseur Fontys hogeschool) aan het XLT van Fontys ICT in september 2023.

Dit optimisme werd een paar maanden later getemperd door de verkiezingsuitslag. Nederland krijgt waarschijnlijk een rechts kabinet, met partijen die de instroom van internationale studenten geen warm hart toedragen. Een analyse van verkiezingsprogramma's schilderen een ander potentieel toekomstscenario af, namelijk één waarbij universiteiten nog maar beperkt internationale studenten mogen toelaten, waardoor hun instroom sterk af zal nemen. Op dit moment zijn bijna 80.000 van de 340.000 ingeschreven wo-studenten buitenlands. Met een gemiddeld groeipercentage van 12 procent per jaar, wat een voorzichtige schatting is gelet op de voorgaande jaren, zal dit in 2025 oplopen tot ruim 125.000 studenten. Tenzij de overheid een nieuwe koers inzet.

De universiteiten wachten de formatie van het nieuwe kabinet niet af, en komen februari 2024 al met een eigen leidraad om de instroom van internationale studenten te beheersen en de Nederlandse taalvaardigheid te vergroten. Ze zetten in op verlaging van de instroom van internationale studenten, vermindering van het aandeel Engelstalige bacheloropleidingen, meer Nederlandstalige opleidingen en het bevorderen van de Nederlandse taalvaardigheid bij docenten en studenten.

De uitgestoken hand naar het hbo van de universiteiten zou dan wat voorbarig zijn geweest. Minder studenten betekent minder inkomsten. Bij overvolle collegebanken omarmen de universiteiten de waaiergedachte, maar bij lagere instroom is er een risico dat universiteiten het hbo eerder als concurrent zien, die met masters, PD en onderzoek geen 'universiteitje moet gaan spelen'.

De toekomst van Fontys ICT raakt aan de hier geschetste dynamieken binnen het hoger onderwijs. Met de TU Eindhoven en Tilburg University als buren, is het goed om de ontwikkelingen in de gaten te houden om hier met onderwijs en onderzoek op te kunnen anticiperen. Zolang ICT een tekortsector is, is het waarschijnlijk dat de instroom van internationale studenten toegestaan blijft.